Lieve allemaal,
Ik was vandaag in dakshinkali, een offertempel in de bergen op 25 km afstand van kathmandu.
Wat een oerplek! Kippen en hanen en geiten worden hier af- en aangevoerd. levend aangevoerd en onthoofd afgevoerd.
Bellen, wierook, kleurige kleren, iedereen zegent zichzelf met troebel, stinkend water. rijst en rode pasta op je hoofd, bloemenkransen en cocosnoten, mala’s en vuurtjes, nog veel meer bellen en rook, eieren en kommetjes water.
In het heilige deel waar het heel druk is, snijdt een jongen met vrolijke ogen en een scherp mes, de koppen van de hanen en kippen en geiten af. bijna iedereen draagt een baby in een rode of gele of groene doek. ze zijn doodstil, net als de dieren en in tegenstelling tot al die mensen. die lachen en praten en ritselen en dringen.
Ik zit bovenop een randje. zie alles. hoor er niet bij en eigenlijk ook weer wel. zie ik het goed? ja, op kleine vuurtjes wordt vlees gebraden, iedereen op zijn paasbest eromheen. ik maak een statieportret van een familie naast me. star en ernstig blikken ze in hun eigen camera, zwaaien blij gedag als ze verder gaan.
Ik schrijf boven verder, terwijl ik mangosap drink. nu weet ik wat er op de trap zit die beneden met boven verbindt: de trap is bezaaid met halve mensen, ze missen armen, benen, voeten, handen. Ze smeken en roepen, murmelen of kijken dof voor zich uit. sommigen wijzen op hun mond. HUN kop zit er nog op…het zijn er teveel zoals overal in dit land buiten de luxe wijk Thamel. Teveel bedelaars, teveel schurftige honden, teveel smekende ogen, teveel uitgestoken handen, teveel dwalende kinderen, teveel mismaakte lijven.
Ik kan het niet oplossen. ik drink hier mangosap en kan het niet oplossen.
Ik gaf vanochtend 500 rps aan een jongetje dat geen ouders heeft, ik kocht wel 10 tasjes van 2 zusjes met vuile gezichtjes, ik geef de taxichauffeur met zijn 4 kinderen een dikke fooi, maar het zijn er teveel. als je je ogen opendoet en kijkt, dan heeft iedereen zo hard geld en zorg en voedsel en kleding nodig.
Ik voel en adem en voel weer. om mani padme hum. de antwoorden komen wel. we brachten 16 vrouwen naar dit land die flink met hun flappen hebben gewapperd.
welke wens stuur ik de kosmos in?
Ik leef in overvloed en laat anderen daarin delen zoveel ik kan.
Weet je wat dapper zou zijn? dat ik broodjes kocht. versgebakken aardappelbroodjes, heel veel. en dat ik dan die vervloekte trap weer af zou dalen en die broodjes uit zou delen. allemaal. niet weglopen en me afsluiten maar dit land recht aankijken. en mezelf dus ook.
Mijn hart bonst. zal ik het doen?
…………….
Toen kocht ik 6 zakken vol met heerlijke broodjes en liep tegen de stroom in, terug naar die trap.
Daar zaten ze, te roepen en te smeken. ik liep verder, tegen de stroom in naar beneden en toen werd het feest. samen met een klein meisje, deelde ik alles uit. en er waren geen halve lijven meer, maar stralende ogen en gevulde handen. van de een naar de ander en wie er 2 wilde, kreeg er 2.
Het was een druppel, ik weet het. maar voor mij een belangrijke.
Om mani padme hum.
Zo, dit was het voor vandaag. nu ga ik het vuil en de viezigheid van me afwassen.
Kus, maria
Brief geschreven aan het thuisfront, op 1 van mijn reizen in Nepal. De groep vrouwen is naar huis vertrokken, ik ben nog een paar dagen alleen in Kathmandu. Begin april 2005.
(omdat Nepal in mijn hart zit heb ik drie stukjes toegevoegd aan deze INSPIRATIE plek. Ik kon het niet laten).