Thame, woensdag 15 maart 2006, pelgrimstocht voor vrouwen in Nepal. We zijn ingesneeuwd in de kleine lodge waar we bivakkeren met onze gidsen en dragers. De opdracht voor vandaag: ik ben de Boeddha en in iedereen die je tegenkomt zie je de Boeddha.
We zullen de hele dag stil zijn en ook door laten dringen in al je cellen dat alle wezens ooit je moeder zijn geweest.
Ik sta op als de Boeddha. Trek mijn vieze kleren aan die op de grond liggen en glimlach ze toe, ze worden de mooiste gewaden die ik ooit aan had. Het ijskoude water uit de kraan, maakt me helder en de koffie wordt nectar en de omelet met tibetan bread, een godenspijs. Het voelt kloppend dat dit leven een geschenk is, een prachtige kans die je goed moet benutten. Ik ben de Boeddha.
Later zit ik op mijn eentje langs een wild stromende rivier. Grote rotsblokken, bruisend water, sneeuw, alle kleuren wit en bruin en beige in de heldere vrieskou. Het is stil, ik ben alleen. In de verte zie je nog de yaks van de Tibetanen die over de pas zijn gekomen, om grote witte balen met chinese tekens erop, te verkopen in Namche Bazar. De Tibetanen en hun yaks zijn donker en sterk en oer. Ze stralen allemaal een koelbloedige kracht uit. Zij waren ooit mijn moeder! Ik voel dankbaarheid in mijn hart en tranen achter mijn ogen.
Er lopen vrouwen uit de groep langs, ik zie de gehechtheid om alleen te willen zijn, laat die direct los. We zijn één. In de leegte. En dat is alles. Later hang ik gebedsvlaggetjes op, met uitzicht op een groot dal en heel in de verte besneeuwde toppen en weer een andere rivier. Ook die rivier was ooit mijn moeder…geen woorden als ik toelaat wat die gedachte oproept.
Er komt een Tibetaan langs. Ik zit op een grote steen op weg naar beneden. Met mijn warme jas en muts met kwasten. Hij komt omhoog met zijn blauwe en rode koralen in zijn oren, vest van een dierenhuid, koolzwarte ogen die me strak aankijken, een zwarte vlecht opgerold in zijn nek. Hij blijft staan op nog geen meter afstand. We blijven kijken. Ik kan bijna geen adem halen en weet zeker dat hij ooit mijn moeder was. Sterker nog: ik weet zeker dat hij dat ook weet en voelt! Ik breng mijn hand naar mijn hart. We kijken, zo diep onze blik. Dan steekt hij een hand op, lacht, gaat verder. Kijkt niet meer om.
Ik haal dieper adem. Loop dan licht als een veertje naar de brug beneden. Later schrijf ik in mijn dagboek:
Rivier
Donderend water
Ik herken je
Jij was ooit mijn
Moeder
Dagboek, op 1 van mijn reizen in Nepal.
(omdat Nepal in mijn hart zit heb ik drie stukjes toegevoegd aan deze INSPIRATIE plek. Ik kon het niet laten).